De naam Encyclopaedia Apriana verwijst naar de favoriete lectuur van Jan Prins (althans in de delen 1 t/m 6 van de Bob Evers-serie),
waarbij het epitheton «Apriana» staat voor apri : Latijn voor ... evers.
Waarom een Encyclopaedia Apriana? Er is toch al Het Verschijnsel Bob Evers van John Beringen (Breda, 1993), waarin een personenregister opgenomen is?
Het antwoord op deze vraag bestaat uit twee delen : sinds Het Verschijnsel zijn er weer enkele nieuwe delen geschreven. Zo zal er wellicht ook ooit eens een
tijd komen, dat de Encyclopaedia Apriana achterhaald is door nieuwe delen - mits Peter de Zwaan zo vriendelijk is om nieuwe delen te schrijven! -, maar dat
zijn zorgen voor de dag van morgen. Belangrijker dan dit gegeven is het feit dat ik naast de zgn. dramatis personae (de aan de handeling deelnemende personen) alle
personen - in de ruimste zin van het woord - die ook maar bij benadering genoemd worden, heb opgesomd. Verder heb ik aparte lijsten van genoemde auto's, dieren, et c.
Hierbij heb ik ook enig etymologisch werk verricht : Mercedes treffen we niet alleen aan bij de auto's, maar ook bij de personen : naar wie is de auto genoemd?
In deze encyclopedie zult U het antwoord aantreffen. Maar er is meer : zoals het een standaardwerk betaamt, wordt van iedere persoon, auto, dier, etc.
aangegeven op welke pagina van de serie hij/zij/het genoemd wordt dan wel aan wat voor handeling dan ook deelneemt.
Een aanzienlijk deel van de Encyclopaedia wordt ingenomen door de lijst van errata et addenda. Ik was aanvankelijk van plan alleen de inhoudelijke fouten op te
sommen, zoals reeds gemeld in John Beringens Twee jongens en een Bob Evers-serie (Breda, 1995), maar op veler verzoek heb ik besloten alle fouten (inclusief
druk- en taalfouten) op te nemen. De lijst dient een tweeledig doel : misschien zullen er ooit herdrukken verschijnen, waar De Eekhoorn alle fouten uit wil halen :
hiertoe dient de taal- en drukfoutenlijst. M.n. de delen 33, 36, 37 en 38 mogen best opnieuw geredigeerd worden, want door de talloze fouten en het ontbreken van de
meest elementaire leestekens zijn ze niet echt makkelijk leesbaar. De lijst met inhoudelijke fouten dient veeleer gezien te worden als curiosum. Het is niet echt de
bedoeling dat deze fouten uit de boeken gehaald worden; dat doet m.i. afbreuk aan het concept van de auteur(s). Sterker nog : wat mij betreft, mogen alle
moderne (en inmiddels soms ook achterhaalde) verbeteringen uit de pockets gehaald worden, zodat de oorspronkelijke Willy van der Heide uit de
gebonden delen herleeft! Per slot van rekening speelt de serie (althans, deel 1 t/m 32) in de jaren 50, dus de auto's mogen best jaren 50-auto's zijn. Je
laat de Grieken Troje toch ook niet aanvallen in een auto van Troje en je laat James Bond het toch ook niet opnemen tegen de geheime dienst van Tadzjikistan
in plaats van tegen de SMERSH? Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat de nieuwe delen niet anno nu mogen spelen, onvermijdelijke verhaaltechnische anachronismen ten spijt.
Hoe Peter de Zwaan aannemelijk wil maken dat Jan en Arie, die de oorlog nog hebben meegemaakt, op circa 20-jarige leeftijd de voormalige DDR kunnen bezoeken, is uiteraard
zijn zaak. Wat mij bij het maken van het foutenfestival vol verwikkelingen opviel, was het feit de delen van Peter de Zwaan algemeen inhoudelijk beter kloppen (alle
straatnamen die hij noemt, bestaan echt, en liggen ook daadwerkelijk op de beschreven locaties, bijvoorbeeld). Misschien vinden we hier ook het antwoord op de vraag
die sommigen zich al dan niet terecht hebben gesteld : waarom slaan de delen van Van der Heide nog steeds beter aan dan die van De Zwaan? Vanwege het Bob
Evers-gehalte (Twee jongens en een Bob Evers-serie), dat voorschrijft dat Bob Evers-verhalen alleen op die paar klassieke Bob Evers-locaties
mogen spelen? Kletsika! Nee : met de delen van Van der Heide kon je zelf nog eens aan de slag, want ze zijn bewust vaag gehouden. Wat is er romantischer dan door
Amsterdam te dwalen, op zoek naar het antwoord op de vraag welke straat model heeft gestaan voor de Oude Storting? Wat is er leuker dan zelf te ontdekken dat sommige
verwikkelingen in werkelijkheid niet kunnen kloppen? (Het spijt me dat ik de mensen, die dit allemaal zelf willen ontdekken, dit werk uit handen heb genomen). Bij Peter
de Zwaan liggen alle locaties vast, en verstrijkt de tijd gewoon, precies zoals in de dagelijkse realiteit.
Heeft de lijst van errata et addenda nou nog enig nut, behalve als curiosum? Jazeker! Peter de Zwaan heeft nooit kunnen (willen?) vertellen waar Willy van der Heide is
opgehouden en waar hijzelf in de delen 33 en 36 is begonnen. Voor de filologen onder ons is echter wel e.e.a. af te leiden uit de lijst met errata et addenda. Zo is er
een regeltje in de Nederlandse grammatica, dat ons verplicht tussen twee persoonsvormen een komma te zetten. Willy van der Heide kende dit regeltje klaarblijkelijk, al
heeft hij deze komma's in het vuur van de strijd ca. 10x per deel vergeten. Echt opvallend worden de ontbrekende komma's echter pas in de delen 33 (vanaf ± p. 100),
36 (vanaf ± p. 107), 37 en volgende. Lang voordat John Beringen mijn vermoeden bevestigde middels zijn Twee jongens ... was ik dus al tot de conclusie
gekomen dat de breuk in deel 36 valt na het achtste hoofdstuk (p. 106 : Rij maar achter mij aan zijn de laatste woorden van Willy van der Heide. Het heeft
iets klassieks, al is het dan ook niet zo groots als Ook gij, mijn zoon (Caesar) of Vader, het is volbracht (Christus)). Nu zitten we nog met
de breuk in deel 33. Wat opvalt, is het feit dat Willy van der Heide met de regelmaat van een Zwitsers precisie-uurwerk gebruik maakt van het anglicisme vroeger
of later; De Zwaan doet dit slechts eenmaal. En ziedaar: in deel 33 treffen we op pagina 99 voor de laatste keer in de serie vroeger of later aan, dus
Van der Heide heeft minstens tot p. 99 geschreven. Een ander kenmerk van Peter de Zwaan halen we uit de personenlijst: hij maakt veelvuldig gebruik van bestaande namen:
Ivo Livi, Ferdinand Contandin en Lino Borrini zijn de namen waaronder resp. Yves Montand, Fernandel en Lino Ventura bij de Burgerlijke Stand stonden ingeschreven; Purcell
was een Engelse componist, etc. etc. Nu treffen we in deel 33, vanaf p. 103 ene Sven Gulbrandtsen aan; Trygve Gulbrandtsen was een Noorse schrijver (Het geslacht
Bjørndal). Vergis ik me, als ik hierin een aanduiding zie, dat de breuk in deel 33 tussen de pagina's 99 en 100/103 ligt? Helemaal met zekerheid valt hier
niets te zeggen, omdat de biografie van Van der Heide ons wil doen geloven dat hij in deel 33 midden in een regel gestopt zou zijn...
Tot slot nog een paar woorden over de lijst met scheld- en spotnamen. Aanvankelijk lag het in de bedoeling om alleen de leuke, originele namen op te nemen, maar zoals
het - nog steeds - een standaardwerk betaamt, moeten natuurlijk álle scheld- en spotnamen opgenomen worden, op het gevaar af dat het saai wordt, met bladzijden
lang alleen maar dikke. Daar staat dan weer tegenover : wie ben ik om te bepalen welke scheld- en spotnamen men leuk vindt? Ik persoonlijk vind
door de Satan beschermde dikke dinosaurus of koeiekoppen met schuimrubbervulling óók leuker dan bengels. En misschien kan iemand die
de ontwikkeling van de Nederlandse taal bestudeert, gebruik maken van de lijst. Er is toch een zekere historische ontwikkeling te bespeuren : van apen,
bengels & vlegels in de jaren 50 tot het modieuze oen in de latere delen.
Over historische ontwikkeling gesproken : ik heb bij het samenstellen van de diverse lijsten uitsluitend gebruik gemaakt van de pockets, omdat ik meen dat de pockets
voor ieder toegankelijk en eenvoudig verkrijgbaar zijn. De exacte, door mij gebruikte drukken vindt U in het errata et addenda-gedeelte, hoewel de drukken er in dit
geval vrij weinig toe doen : er is, afgezien van het omslag, geen verschil tussen de pockets van 1965 en 1995. Als ik het in de erratalijst heb over voorzijde,
bedoel ik de tekeningen van Bert Zeijlstra; tussen haakjes heb ik de fouten voorplaten van R. van Giffen en Moriën besproken, voorzover deze afwijken van de tekeningen
van Zeijlstra.
Last, but surely not least wil ik een woord van dank spreken voor de heren P. van der Aar (Den Haag), J. Beringen (Wijk bij Duurstede), R. Cobet (Almelo), P. van der Krogt (Delft), C. van
Tilburg (Leiden) en de talloze (ex-)leden van de Bob Evers-mailinglist en/of de Bob Evers-groep op Facebook, van wie ik - zonder anderen tekort te willen doen - als partes
pro toto de heren F. Engelen en K. Wynkoop wil noemen, die mij met raad en daad terzijde hebben gestaan bij het tot stand komen van de Encyclopaedia Apriana.
Roger Schenk
Aangezien de personenlijst uiteraard de belangrijkste is, is deze ook het meest uitgebreid. Hierin staan niet alleen de op een of andere manier genoemde personen,
maar ook de personen die alleen omschreven worden. Bij de overige lijsten heb ik me strikt gehouden aan wat er genoemd wordt. Zo lijkt het alsof er in deel 12 niet één
Nederlander voorkomt, maar die indruk is toch beslist onjuist.
Bij de personen, auto's, brommers, dieren, schepen, vliegtuigen, wapens, bergen, landen, rivieren, steden, volkeren en zeeën heb ik nog onderscheid aangebracht tussen
daadwerkelijk voorkomende en alleen maar genoemde personen, etc. etc.
Een paar voorbeelden uit het personenregister :
01 : 5 | dit betekent : deze persoon wordt genoemd op pagina 5 van deel 01. |
01 : 5 | dit betekent : deze persoon wordt niet alleen genoemd op pagina 5 van deel 01, maar neemt daarenboven ook nog eens deel aan de handeling. |
01 : 5˚ | dit betekent : deze persoon wordt niet met name genoemd op pagina 5 van deel 01, maar wel omschreven (bijv. muiter). |
01 : 5˚ | dit betekent : deze persoon wordt niet met name genoemd op pagina 5 van deel 01, doch slechts omschreven, maar hij neemt wel deel aan de handeling. |
01 : 5 | dit betekent : deze persoon wordt alleen op pagina 5 van deel 01 genoemd (of omschreven : ˚), maar hij neemt verderop in het boek wel deel aan een of andere handeling. |
Roger Schenk